schip

Néerlandais

Étymologie

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Nom commun

Nombre Singulier Pluriel
Nom schip schepen
Diminutif scheepje scheepjes
De Phoenix, een schip (1) van de VOC.
Het schip (2) van de kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele in Brussel.

schip \sχɪp\ neutre

  1. (Navigation) Navire.
    • De kapitein, de stuurman en roergangers blijven nog op hun post om zo mogelijk het schip uit de branding te houden.  (Willem Schippers, Mannen van de zee, Uitgeverij De Ramshoorn, 2015 (première édition 1939), page 48.  lire en ligne)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
    • Uit de periode tot 1870 zijn er enkele reisverslagen van Nederlanders die per Engelse stoomboot van en naar Nederlands-Indië reizen. Deze reis gaat eerst over zee naar Alexandrië, vandaar over land naar Suez, dan per schip naar Singapore en vervolgens naar Java.  (Lucas Reijnders, Reislust : op weg naar het paradijs en andere bestemmingen, Van Gennep, 2000, page 132.  lire en ligne)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
  2. (Architecture, Religion) Nef, partie d’une église qui s'étend depuis le portail jusqu'au transept.
    • Een schilderij uit 1660 van Daniël de Blieck gunt ons een blik in schip en koor van de St. Geertruidskerk, een blank gebouw met pilaren met koolbladkapitelen, een triforium waarvan de nissen gevuld waren met fijn maaswerk en een lichtbeuk met hoge ramen.  (Wies Van Leeuwen, Langs de oude Brabantse kerken, Bosch & Keuning, 1976, page 106.  lire en ligne)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)

Synonymes

navire
nef
  • middenschip

Dérivés

  • als het schip met geld komt (quand les poules auront des dents)
  • in het schip zitten (être coincé, comme sur un navire en mer)
  • schip in nood (navire en détresse)
  • schipper
  • schipperij
  • schippersbeurs
  • schippertje

Proverbes et phrases toutes faites

  • er kunnen geen twee kapiteins zijn op een schip (trop de cuisiniers gâtent la sauce)
  • beter een anker kwijt dan het schip (mieux vaut perdre la laine que le mouton)

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation

  • Pays-Bas : écouter « schip [sχɪp] »
  • Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « schip [Prononciation ?] »

Voir aussi

  • schip sur l’encyclopédie Wikipédia (en néerlandais) 

Références

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons – Attribution – Partage à l’identique. Des conditions supplémentaires peuvent s’appliquer aux fichiers multimédias.